9.7

17-07-2025

LESSON 9.7 - PROFESSIONS

Beroepen

L: Wat voor werk doe jij eigenlijk?
R: Ik ben verpleegkundige in een ziekenhuis.
L: Oh, interessant! Werk je op een vaste afdeling?
R: Ja, op de afdeling chirurgie. Het is vaak druk, maar ik vind het leuk.
L: Ik kan me voorstellen dat het zwaar werk is.
R: Dat klopt. Je moet veel staan en snel kunnen handelen.
L: En jij, wat doe jij voor werk?
L: Ik ben docent Nederlands op een middelbare school.
R: Leuk! Vind je het fijn om met jongeren te werken?
L: Zeker! Geen dag is hetzelfde.
R: Heb je veel collega's?
L: Ja, we hebben een team van vijftien docenten.
R: En hoe ben je in dat vak terechtgekomen?
L: Ik heb Nederlands gestudeerd en wilde altijd al lesgeven.
R: Mooi! Ik denk dat mensen vaak niet beseffen hoeveel beroepen er zijn.
L: Ja, van kapper tot ingenieur – iedereen is nodig.
R: Mijn zus is kapster. Ze heeft haar eigen salon.
L: Wat leuk! En je broer?
R: Die is automonteur. Hij sleutelt graag aan auto's.
L: Mijn vader was vroeger timmerman.
R: Echt? Dan kon hij vast goed klussen.
L: Ja, hij maakte zelf meubels.
R: Wat een mooi vak.
L: Inderdaad. Het is leuk om te horen wat mensen doen.
R: Ja, ieder beroep heeft zijn eigen verhalen.

Phrases

What kind of work do you do?
Wat voor werk doe jij?

I'm a nurse in a hospital.
Ik ben verpleegkundige in een ziekenhuis.

Do you work in a specific department?
Werk je op een vaste afdeling?

It is often busy.
Het is vaak druk.

You need to act quickly.
Je moet snel kunnen handelen.

I'm a Dutch teacher.
Ik ben docent Nederlands.

I work at a secondary school.
Ik werk op een middelbare school.

No day is the same.
Geen dag is hetzelfde.

I like working with young people.
Ik werk graag met jongeren.

We have a team of fifteen teachers.
We hebben een team van vijftien docenten.

I studied Dutch.
Ik heb Nederlands gestudeerd.

I always wanted to teach.
Ik wilde altijd al lesgeven.

There are many professions.
Er zijn veel beroepen.

Everyone is needed.
Iedereen is nodig.

My sister is a hairdresser.
Mijn zus is kapster.

She has her own salon.
Ze heeft haar eigen salon.

My brother is a car mechanic.
Mijn broer is automonteur.

He loves working on cars.
Hij sleutelt graag aan auto's.

My father was a carpenter.
Mijn vader was timmerman.

He made his own furniture.
Hij maakte zelf meubels.

That's a beautiful craft.
Dat is een mooi vak.

Each job has its own story.
Elk beroep heeft zijn eigen verhaal.

I enjoy hearing what people do.
Ik vind het leuk om te horen wat mensen doen.

Do you like your job?
Vind je je werk leuk?

Are you happy with your profession?
Ben je blij met je beroep?

What does your sister do?
Wat doet je zus?

And your brother?
En je broer?

I work full-time.
Ik werk fulltime.

He works part-time.
Hij werkt parttime.

We all have different talents.
We hebben allemaal andere talenten.

I learn something new every day.
Ik leer elke dag iets nieuws.

She works night shifts.
Ze werkt nachtdiensten.

He has flexible working hours.
Hij heeft flexibele werktijden.

We sometimes work overtime.
We maken soms overuren.

My sister is training to be a doctor.
Mijn zus volgt een opleiding tot arts.

They run a family business.
Zij runnen een familiebedrijf.

He started his own company last year.
Hij is vorig jaar zijn eigen bedrijf begonnen.

She is looking for an internship.
Ze zoekt een stageplek.

Remote work is becoming common.
Thuiswerken wordt steeds gebruikelijker.

I attend conferences to keep learning.
Ik bezoek conferenties om bij te blijven leren.

He is passionate about renewable energy.
Hij is gepassioneerd over duurzame energie.

She got a promotion recently.
Ze heeft onlangs een promotie gekregen.

© 2019 YourDutchCoach | Alle rechten voorbehouden.
Mogelijk gemaakt door Webnode Cookies
Maak een gratis website.