6.3
LESSON 6.3 - DRIVING A CAR
Autorijden
L: Ben je klaar om te gaan?
R: Bijna! Ik zoek mijn autosleutels nog.
L: Heb je de route al opgezocht?
R: Ja, het is ongeveer drie kwartier rijden, zonder files.
L: Oké, dan kunnen we beter nu vertrekken.
R: Goed idee. Heb je de navigatie ingesteld?
L: Ja, en ik heb ook wat snacks meegenomen voor onderweg.
R: Top. Heb je ook een flesje water?
L: Zeker. En een zonnebril, want de zon schijnt fel.
R: Mooi. Ik zal even controleren of er genoeg benzine in zit.
L: Is het druk op de weg volgens de app?
R: Er is wat vertraging bij de afrit, maar dat valt mee.
L: Dan kunnen we misschien een andere route nemen.
R: Of we wachten het even af. Het is niet zo erg.
L: Weet je zeker dat je goed hebt geslapen?
R: Ja hoor, ik ben helemaal fit om te rijden.
L: Wil je dat ik het eerste stuk rij?
R: Nee, ik begin wel. Jij mag terugrijden als je wil.
L: Prima. Heb je de muziek al aangezet?
R: Ja, ik heb een afspeellijst gemaakt.
L: Gezellig! Dan wordt het een leuke rit.
R: Absoluut. Riem om, en daar gaan we!
Driving a car
L: Are you ready to go?
R: Almost! I'm still looking for my car keys.
L: Did you check the route already?
R: Yes, it's about a 45-minute drive, without traffic.
L: Okay, then we'd better leave now.
R: Good idea. Did you set the navigation?
L: Yes, and I also brought some snacks for the road.
R: Great. Do you also have a bottle of water?
L: Of course. And sunglasses, because the sun is bright.
R: Nice. I'll just check if we have enough fuel.
L: Is the road busy according to the app?
R: There's a bit of a delay at the exit, but it's manageable.
L: Then maybe we can take another route.
R: Or we'll wait and see. It's not that bad.
L: Are you sure you slept well?
R: Yes, I feel totally fit to drive.
L: Want me to drive the first part?
R: No, I'll start. You can drive back if you want.
L: Fine. Did you put on the music already?
R: Yes, I made a playlist.
L: Nice! Then it will be a fun ride.
R: Definitely. Seatbelt on, and off we go!
Phrases
Are you ready to go?
Ben je klaar om te gaan?
I'm still looking for my car
keys.
Ik zoek mijn autosleutels nog.
Did you check the route
already?
Heb je de route al opgezocht?
It's a 45-minute drive.
Het is drie kwartier rijden.
We'd better leave now.
We kunnen beter nu vertrekken.
Did you set the navigation?
Heb je de navigatie ingesteld?
I brought some snacks.
Ik heb wat snacks meegenomen.
Do you have a bottle of
water?
Heb je een flesje water?
I also packed sunglasses.
Ik heb ook een zonnebril meegenomen.
The sun is bright today.
De zon schijnt fel vandaag.
Let me check the fuel.
Ik zal even controleren of er genoeg benzine in zit.
Is it busy on the road?
Is het druk op de weg?
There is a delay at the exit.
Er is vertraging bij de afrit.
Let's take another route.
Laten we een andere route nemen.
Or let's wait and see.
Of we wachten het even af.
Are you fit to drive?
Ben je fit om te rijden?
I'll drive the first part.
Ik rij het eerste stuk.
You can drive back.
Jij mag terugrijden.
Did you put on the music?
Heb je de muziek aangezet?
I made a playlist.
Ik heb een afspeellijst gemaakt.
It will be a fun ride.
Het wordt een leuke rit.
Seatbelt on!
Riem om!
Let's hit the road.
Laten we gaan rijden.
Do we have enough petrol?
Hebben wij genoeg benzine?
We'll be there before lunch.
Wij zijn er voor de lunch.
The weather is perfect for a
drive.
Het is perfect weer voor een rit.
I enjoy road trips.
Ik geniet van autoritjes.
Turn on the GPS.
Zet de GPS aan.
Open the window a little.
Zet het raam een beetje open.
We'll stop for coffee later.
Wij stoppen later voor koffie.