2.7

LESSON 2.7 - WHAT TIME IS IT?

Hoe laat is het?

L: Excuseer, mag ik iets vragen?

M: Natuurlijk, zeg het maar.

L: Weet u hoe laat het is?

M: Ja hoor, het is vijf voor half drie.

L: Dank u wel!

M: Geen probleem. Wacht, wilt u misschien weten hoe laat de bus komt?

L: Ja, dat zou fijn zijn.

M: Die komt over tien minuten. Welke bus heeft u nodig?

L: Bus 5 richting het centrum.

M: Die rijdt elk kwartier. Het is nu bijna half drie, dus hij komt zo.

L: Perfect! Ik moet om drie uur op mijn werk zijn.

M: Dan gaat het precies goed.

L: Fijn. En… mag ik ook nog iets anders vragen?

M: Natuurlijk.

L: Hoe laat sluiten de winkels in het centrum?

M: Op doordeweekse dagen om zes uur. Op donderdag tot acht uur.

L: En op zondag?

M: Dan zijn de meeste winkels open van twaalf tot vijf.

L: Super, bedankt voor uw hulp!

M: Graag gedaan. Succes op je werk!

L: Dank u! Fijne dag nog!

What time is it?

L: Excuse me, may I ask something?

M: Of course, go ahead.

L: Do you know what time it is?

M: Sure, it's twenty-five past two.

L: Thank you very much!

M: No problem. Wait, would you also like to know when the bus comes?

L: Yes, that would be nice.

M: It comes in ten minutes. Which bus do you need?

L: Bus 5 to the city centre.

M: That one runs every fifteen minutes. It's almost half past two now, so it'll be here soon.

L: Perfect! I need to be at work by three.

M: Then you'll make it just in time.

L: Great. And… may I ask something else?

M: Of course.

L: What time do the shops in the city centre close?

M: On weekdays at six o'clock. On Thursdays until eight.

L: And on Sunday?

M: Then most shops are open from twelve to five.

L: Great, thanks for your help!

M: You're welcome. Good luck at work!

L: Thank you! Have a nice day!

Phrases

May I ask you something?
Mag ik u iets vragen?

Do you know what time it is?
Weet u hoe laat het is?

It's 2:25 (five to half past two).
Het is vijf voor half drie.

In ten minutes.
Over tien minuten.

Which bus do you need?
Welke bus heeft u nodig?

Bus 5 towards the city centre.
Bus 5 richting het centrum.

It runs every fifteen minutes.
Die rijdt elk kwartier.

I have to be at work at 3 o'clock.
Ik moet om drie uur op mijn werk zijn.

What time do the shops close?
Hoe laat sluiten de winkels?

On weekdays at six o'clock.
Op doordeweekse dagen om zes uur.

On Thursday until eight o'clock.
Op donderdag tot acht uur.

On Sunday from twelve to five.
Op zondag van twaalf tot vijf.

The shops are almost closing.
De winkels gaan bijna dicht.

What time does the movie start?
Hoe laat begint de film?

I think it starts at eight.
Ik denk dat hij om acht uur begint.

Do you know when the next train leaves?
Weet u wanneer de volgende trein vertrekt?

It leaves in twenty minutes.
Hij vertrekt over twintig minuten.

Do you have the time?
Weet u hoe laat het is?

Can I ask you one last question?
Mag ik u nog één laatste vraag stellen?

What time do the supermarkets close today?
Hoe laat sluiten de supermarkten vandaag?

I'm running late.
Ik ben te laat.

The bus is delayed.
De bus heeft vertraging.

It's already five o'clock.
Het is al vijf uur.

I have to hurry.
Ik moet me haasten.

We're just in time.
We zijn net op tijd.

Thanks for your help!
Bedankt voor uw hulp!

Have a nice day!
Fijne dag nog!

One, two, three, four, five.
De nummers één, twee, drie, vier, vijf.

The numbers six, seven, eight, nine, ten.
De nummers zes, zeven, acht, negen, tien.

The numbers eleven, twelve, thirteen, fourteen, fifteen.
De nummers elf, twaalf, dertien, veertien, vijftien.

The numbers sixteen, seventeen, eighteen, nineteen, twenty.
De nummers zestien, zeventien, achttien, negentien, twintig.

It's half past twelve.
Het is half één.

It's ten past two.
Het is tien over twee.

It's twenty-five past two.
Het is vijf voor half drie.

It's a quarter past four.
Het is kwart over vier.

It's a quarter to six.
Het is kwart voor zes.